AD DEN BESTEN
′ 毎 つ形レノルク SONNETTEN
Dubbel Leaen-'
Wie
naar mijn hart dingt, mag het slechts aanvaarden, zoals men b...
49 downloads
445 Views
925KB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
AD DEN BESTEN
′ 毎 つ形レノルク SONNETTEN
Dubbel Leaen-'
Wie
naar mijn hart dingt, mag het slechts aanvaarden, zoals men bii een koop de kwade kans of bij papieren 't schohmlen der balans glimiaihend toeneemt op de stand der waarden.
En daarom: duld, dat ik dit hart verschans achter de verzen die ik mij vergaarde. Ik wens de dromen die men mij nog spaarde te hoeden in hun ongerepte glans.
-
vrijwel berekend Hiermee is dan vergeef! het manco van een hait dat, om u smekend maar trots, haast door zichzelf wordt misverstaan.
-
. . . En wat als debet nog staat opgetekend, doch dieper schuld is dan hetgeen ontbrekend: de ver"ei die ik schreef, om u"te ontgaan.
TJoorgeslacht-'
:藍
:聴盟 緞ぎ ギ蒼 … 露許
訛 羅蝋:∬ 常吼認星」
:
"O God,dat Ge ons geslacht zo 14at gedacht.…
6
"
&fgoed
・ lI鷺 :鍵 悧認 轟l喫点鳳∫ 『 き亀 ∫[緊 む 諄境 毒;raPPen… .
]『
盤 ∬ 紺肌 熊 r悧鰐 Inど ヨ 讐翼 鶴聾鐵繊鮒Ⅲ :
7
Ouderlyk
J{uit
I 't Geluk is maar een kleine vrouw
vanmorgen ruit. terloopse en plots herkend in een Hei straalt zich in een stille kamer uit: Zij schikt de dis als gisteren en morgen.
Het kind en zijn verdrietelijk geluid, de man die nog geen weet heeft van ziin zorgen ziin in haar hart besloten en geborgen. Zi glimlacht, als zii vluchtrg?e ofen sluit. . . . En van een_pijn bekropen ik, even siilstaand en al tastend naar de sleutel om mijn woning in te lopen. . .
Dit klein geluk
Maar in mijn handpalm weegt het ijzer zw.aat. Staat Moeder niet aan 't raam en doet mll oPen, dan moet ik bellen als een bedelaar.
8
I God spon het web van onze daagse straten ni6t tot uitzwermen, maar ten wederkeer in het rayon der lang-vertrouwde sfeer, opdat *i1 H.- niet"gatts zouden verlaten. En elke donkere December weer, als dit alleen ons doodmoe hart kan baten, keren wi1 in tot Lares en Penaten en tot ,,de boom van Christus onzen Heer". Maar alle vrooms dat hier staat oPgetekend heeft slechts omdat het Moeders waarheid is elk onzer in zijn reisbestek verrekend.
Totdat een dichter opnist van de dis en, achteloos de bro)eKerst-vree brekend, dit jongste vers zegt, zonder droefenis.
9
Buitenwyk,
Weerbarstig front van deze stuurse stad, haaks in dJstormloop van de wind gestoten; gehavend klauwt de wingerd om de goten; Een jonge berk houdt pal de vlag gevat'
*j,
profetisch; blad voor blad is ons 't geheimbbek der natuur ontsloten' Een dodE vogel met verkramPte Poten zit grils en ac"htloos oP een muur geklad'
Hier wonett
Als 't avond wordt, schiint dan het oorlogspad bijkans verlaten; maar langs diik en sloten groeperen reeds de laatste onverdroten ll.gotd.n van de Herfst, die 't pleit hervat'
De regen in de wingerd ruist zo mat: GedaJhtloos wordide wiln ten striid vergoten'
10
Oorlogs-uerhuizing
Ik brenq de deur in slot en evenwicht. Als ik tiii .'.n de drempel heb begeven,
aarzlend iets o- 't^t*ul profrel gaan leven, dat nog te slinger op de divan ligt.
wil
De stoelen staan gestapeld voor het licht' Vraagtekens heefi miin voet in 't stof geschreven' Rhei"nische wijnkruik, mij van t6en gebleven, welk bitter loi voltrok u.'t laatst gericht? Doch bliide ben ik om dit kort verzet, 't herademen maar stof doet Puren - ofschoon kamer met het nog niet gelegd karpet?
Want stil binnen uw haveloze muren keert miin bezit rond een dierbaar Portret in tot het Woord, dat der chaossen tred zal overduren.
-
Studeerkaner by Aaond
In schemerlamplicht zijn de harde dingen veel nauwer aan hun tegendeel verwanc Naast wat ik liefheb ttJn.en meisjeshand is hier het leerboek van Van Wageningen.
Ziin dit gedichten en is dat de krant? Mbet ik"nu stil ziln of heel zachtjes zingen? Want zelfs de zonde staakt haar martelingen; het dodenmasker glimlacht aan de wand. Slechts 6en ding bleef zicluelf in dit verbond: waar 't lamplicht niet kan vallen een vale tekst boven de deur, gedrongen aan 't plafond.
j
Als Christus mij in deze kamer vond, zou hij mij kussen of de vuisten ballen... ... Of is dat eender in den avondstond?
12
?
-
Zo is het goed...
Wanneer ik eeuwen in de grond verblijl zal bij mijn graf een jonge boer zich vesten en koppig stoten op de stenen resten van wai de scbne was in 't slotbednjf.
Ik glimlach, als ik deze woorden schrijf: Hoe zou hij weten: hier ligt Ad den Besten? Want ik zal aarde ziin ten langen leste, 6en met de grond, tniln luurttE tijdverdrijf.
Zo is het goed, al doet het wellicht pijn: de.zerk aan puin, het inschrift weggesleten, mijn as verstoven langs de losse spleten, waar rog zal rijpen tot een ruig festijn.
Want waar een dichter rust, hoeft g6en te weten. Eerst zo zal ik rijp om te oogsten zijn. Voor Roel Houwink
v/ッ θJ"“ ИIJg/zル レし “
° ょ 。 鶉 灘軽聾轟
De dofFe drolnen van t Vereerlzaarnd hart
te轟
t steett wOrdt zWart.
Soms ziet men aan de lucht nog vogels kruisen Of krassen takken in zich2elf verward
まTTITi詭 ぽ 急り臨
:n.
En men merkt niet, hoe nog, langs t pad.gedwaald' een mens behoedzaam bukt onder de berken, eerdat hij voor de nacht het hek toehaalt' De laatste vlammen doven in de perken' . . . God, goede gaardenier, die hier nog draalt en 't onkr"uid saimraapt der gebarsten zerken'
14
tsegin December
Dit
is Gods goed bestel: er bleef geen pijn meer dralen in de dor-omtuinde hoven. Want wie de koortsvlam van de herfst zag doven, speurt m6er dan dood in roos en wilde wijn.
Wij voelen ons gezegend
en zeer klein, dood-levend in Gods Liefde ingeschoven. Er komen dagen die ons doen geloven, dat alle wensen reeds vervulling ziin.
Wij, die de tekenen
des tijds verstaan, gaan dieper in den dood, maar als herboren, ioordatbod zelf ons hart opnieuw doet slaan
En zonder pi;n om wat wri reeds verloren, zien wij de kern van dood en leven aan: een Kind, waaraan wrj eeuwig toebehoren.
ξ ノ
IYinter
P 評 柵撒 榊 熙昇
16
(olumbus
Nu ik verdiept ben in het reisbericht, getekend met Columbus Christofoor, weet ik.te meer, dat Gods onfeilbaar spoor vaak vreemd met ons krom pad tezamenlig; en dat God soms reeds 't kind dat Hij verkoor in spreekb're taal zijn w{re naam toedicht, zoals dien zwerver zonder hoop of zicht, die dit eerst vatte op San Salvador.
Want dat hij vr6om was, ik geloof het niet. In 't logboek vind ik daaromirenr geen woord, dan, soms, een bijna goddeloos ver-driet. Maar dikwrjls, in mijn bezigheid gestoord, betrap ik mij weer op een kinderlied en zing: ,,Wij hebben 's Vaders Zoon aan boord
17
ι す つたみ 「
dalG:::Li':罵 ::じ :Iili:i麗Ii[ょ
f:
am
im鷲 ザ :淵l麓畔 寸 主 pl霜 胤島。 t量 ∴ 翌 鼻 18
ミ 注埓
I)ox Theologica
De w{re pastor dezer stede staat op het kerkplein, als geschoeid in 't fundament van preek en bede. De huzen luisteren vermoeid.
Hi; is naar transcendente zede volkomen buik en dichtgegroeid. Te zaalger komt uit deze vrede ziin G od -zij -de -eer-gebaar ontbloeid.
Ik dans maar wat op 't los verband van uw zo symbolieke torens, pastores in mijn vaderland.
Ik dans door waanzin overmand. Uw torenkruis trekt krom tot horens. Ik vind geen voor mijn hand.
19
Bruidsnacht-'
Waar is de god van deze suite, nu heel de n"acht het bruidsbouquet zal geuren aan het huivrend bed, ahoT zich offerbloed vergiet? De man, die in de sPiegel ziet, terloops, als d'ander licht-coquet ,roor 'i blinkend raam de blinden zet, herkent zicluelL ik ben die niet. Maar als hij in uw wilde schoot de lelies qeuren rwaar en rood "van het mens-zijn peilt, de diepten
-
-
verwekt als godd'lijk Huisgenoot hii uit uw b[oed den valen Dood, o .rrrou*, die als in koortsen ijlt.
20
I{lo
ost
en uin e
?
sulin z e ll a
Christus' lot is lang voldongen: in de rozer ligt hijloed; het gelaat in 't stof gewroet, enkel van verderf doordrongen. Teugelloze bitterzoet houdt de kuise bloem besprongen. Wild en wond met haar verwrongen, slaat hij bottels uit haar bloed. 's Avonds, door de kruisgangbogen,
spoedt de wind zich onvertogen " naar dit wulps mysteriespel. Maar van plotse droom bevlogen, heeft een doornwond hoofd bewogen? weet hii 't spel opnieuw gelogen en roert schuw de kloosterbel.
-
21
-
Jpcturne-:
Zo zal ik dus vannacht weer waken, zijn slaap.bu\trIeert, -gelijk een kind arrlveert wanneer de stoomboot en mij vervulb're illusies maken.
-
Zie, op de hemeloceaan, waar draken langs de golven draven, vaart soms Godi schifl met goede gaven als bij geval ons kustland aan.
Ik staar verwachtend naar de haven. O sikkelmaan... O kinderwaan...
22
Cloo de lune-t
mijn laPjeskat zit in het groen te muslceren. De maan jbngleert met nevelveren; dan kleuren de coulissen mat.
De
jaz-zband van
Voor wien zou zich een ster generen? Als Venus uit haar sluier sPat, gaat lezend van een lindenblad, ie .r^.htegaal haar song vibreren.
Het saxofoontje van Rougette klinkt zeer welluidend samen met de drum van buurmans zwarten kater.
,,Maantje," zegt Venus, ',ga naar bed"' De vogel zingt een bruidsballet .r, ,..8, een"wiegelied voor later.
2,
-14 o n d s che in- So n st e-,
't Ruige wilgen-schrikbewind droomt zich beter en b6ater. Is de nacht een eindliik later of een toen dat herbegint. Luister, vreemd en wereldblind, zwervend achter land en water blaast een engel of een sater op de dwarsfluit van de wind. Ginder wiegen, dansen, klimmen in des hemis sterrelaar bitterblonde nevelschimmen.
Als een boordevol gevaar welft de maan bovin de kimmen, wezenloos maar apPelzwaar.
24
'
.
lDemt-rAuz-,
Huivrend in de suizelstille kamernacht van slaap en droom laat het kierend raam de kille adem toe van wind en doom. En het daglicht wiekt ter tille van de hoogste appelboom, j'ulr om mijnentr,ville langzaam "huurt onbegrijplijk ioom. .n Halfontwakend wegg un gen als in eeuwig woelend wier, vind ik binnen eigen ogen
dit prils verhelderd,
schier of itz6lf weer, licht'bewogen, inwies tot dit nu en hier. al
25
-
J\guemberochtend
De zon is maar in scherts gemeend, de wind een deugniet, weggedoken, die met de wolken zit te spoken maar strakjes om de regen weent.
En de betoverendste sproken aan kinderbrein en drdom ontleend, staan even, tot een beeld versteend, tussen het stervend blad verstoken.
Maar als de regen langzaam leekt, moet ik mij *8, tot ie ernst bePalen, die dag aan dag miin dromen wreekt; dan blijft, waar't laatste droombeeld breekt, nog slechts in 't roestbruin lover dralen de"vos die er de passie preekt.
26
Tristessz-t
Het is een zorgelijk geval: de regen en hiru
o{t
brief, dit oiomstootlijk ongerief; of zij nu to.h niet kJmen zal? Geen zon, die schalks de wimPer hief; geen ranke twrjgen, speels en smal; leen kindettp.l, geen mutsenbal. . . O ko*, ik bEn zo triestig, lief!
En ongemerkt al opgerukt tot voor de verste vensterrult, zit ik, de neus aan 't glas gedrukt. Het is Pヾ ovember,'t lied is uit。
鷺:蹴hlよ揺尋鏃 :。
Voor Agnes.
27
J{a
meisje schryt't-,
Hoe zal ziihet hem schrijven, nu in haar pover hart als algen bovendrijven de gronden van haar smart?
Moet zij die elk apart in woorden doen beklijven, als tot een dwaas-verward relaas van oude wi;ven?
Maar neen, ziikent het wrange bestel der samenhangen van ieder ding tot dlng, en schrijft, om aan te vangen, alreeds met bleke wangen:
,,Mijn verre lieveling.. ."
28
%ruidspofiret-'
Ontluisterd en alhaast vergeeld, reikt zij 't mij toe. Verwonderd staar ik naar het teder handgebaar, dat Moeders ranke sch"ouder streelt. Vader, zo kaarsrecht afgebeeld; die zuiverheid om hem en haar. . . Is nog dat andere niet waar? Of werd het listig befluweeld?
stille vrouw, zo zit zli daar, Ik weet niet recht, bevroedt zij klaar de vraag die nu mijn mond verheelt? . . . Een
徹鷹鷺搬ぶi:鋼
d
Ik wijs er wat onhandig naar. Voor Moeder.
29
,
B e gin s el-a e rkl ar in g'
Het licht lag om mijn handen te bederven, tot de tering der schemering verbrast. Mijn bronzen uil werd in de slaap verrast, en ik, die wakende mij liet doodverven,
ik zag, tot in zijn schuilnaam aangetast, Frangois Villon onder mijn ogen sterven. 26, wist ik, zal de dood de woorden erven, die mij het Woord te schrijven heeft gelast. Rijmen en rhythmen, machteloos gedicht, tegen de dood voldoet geen lied ten wapen. En 'k schreef met eigen hand mijn doodsbericht: ,,Vanavond is nog onverwacht ontslapen de dichter . . ." Maar het werd als onverricht, toen ik begon, moed tot dit vers te rapen.
;○
-14 6t anorpho
s
e ind 6 sir6 e-,
In deze kamer is de klok gaan zingen woord. en 6en der tonen werd ..i "*.ruJnd Het draalde tastend bij de kamerdingen en somtijds leefde er iets omtoverd voort. Gedachten die de dingen vaag omhingen, ziin langs de versbaan zingend meegespoord als twee terzinen, die halv'lings vervingen wat men voetstoots in de kwatrijnen hoort.
De ruimte werd in woord en zin ontbonden. Is deze phase zonder wederkeer? De spiegel kan zichzelve niet doorgronden. Miin bA is nauweliiks een meubel meer.
hr. 北盤輩 ,1鵡鷺ll舞 :協 器
′ ら 9θ ′
Om brood met boter wordt gezongen en soms zingt iemand om de kaas. Ontstaat er dan een lied gedwongen, bchalve lnet Sint NicolaasP
Want is de dichter God de baas en raakt er zdfs geen snaar gesProngen, dan is de taal een doedelblaas
en kunst een sPort V00r sterke longen.
Ik denk:wanneer ik van de daken
T嚇
」 驚 Ttt■ e makeL ::liご
翼驚 比 :1盪 鸞
eT
Voor fan Wit
,2
Qeinundeerde lWoning
Drab, dat aan de huismuur sopt. En de schurk, die 't nog zou wagen, wordt aan't eind van alzljn lagen nog met ,,Diphterie" gefopt.
Tin en koper zijn verstopt. Enkel, met al zatte magen, clandestiene ratten knagen, want de kast zit volgepropt. Maar men heeft op 't laatst nog gauw allerlei vergaard naar zolder en de ladder weggewigd.
Op een dwarsbalk, flauwbelicht, in een illegale folder de haarspelden van mevrouw.
Jpokalypsz,,
Van horizon tot horzon ioeg over ons en ons gewin de Dood ziin vale eskadron. Nu roert het vuur de felle vin, nu, boven puin en naakt b.eton, haakt als een grote rosse sPln de lichtgod vin dit BabYIon zich in d'e walmgordijnen in. Een bange hand wiist Zie de zonl Maar elk"ried als vanzelf de zin van haren zak of rookcocon: Hoor de bazuin ter temPeltin! Slechts wie zich lang oP. God bezon, bidt zwrjgend om een nleuw begm.
;4
lBeilynse
-l4aarL
Soms blilft de ziener moeilijk staan: nog kiemen op het puin geen halmen. Maar aan de rulle hemel walmen beurtlings de kraters zon en maan.
En onaards doet de deemoed aan der knapen die bij dorre palmen een huiverend Te Deum galmen... De kathedraal heeft afgedaan.
Zie,'t
voorjaar is een leeg gebaar, - en anders niet - dat klamme lijven in pus-bewoekerde verblijven achteloos toedeelt aan elkaar.
En schoten zwellen angstig zwaar, waarin de heilanden verstiiven.
Voor Guillaume van der Graft.
C ノ
efiwarnung
Gered, maar reddelozer dan tevoren ziln wij verstrooid en zonder erg bijeen, *unt .lk leeft afsezonderd en alleen met alles wut he"m nog mag toebehoren.
Hoe lang nog? Is dit ons geschonken leen van tijd en ruimte nlet oPnleuw verloren aan verre sidderingen van motoren/ En't lichaam zelvi, kil als marmersteen?
Zo zlinwii hier: Wii tasten naar wat boeken, wri schikken nodeloos een deken recht, als om een teer contact opnieuw te zoeken.
En een die 't vindt, weet zich te meer geknecht aan al wat stof is en begint te vloeken, omdat hij bruter nog uin 't leven hecht.
f
Laatste
Uur
De legioenen drommen door de straten. Nog iit ik schrijvend bij de mattelamp, t.triill ik mij aan rijm en rhythme klamp, alsof een vers in dit moment kon baten. De ruit, gesneuveld in de korte kamp, hangt mummelmondend in de wind te Praten. Gebrekkig dekt karton de kogelgaten. Ik rochel even in de sulferdamp.
Mijn verzen smeulen in de boekenkast, maar ik zie slechts, hoe alles sluit en past, en groei verrukt met deze strofen samen. Ik ben in 't vers als reeds bii God te gast. De klank die naar een laatste rijmwoord tast, vindt nog een zwak maar ongebroken ,,amen"
,7
In Memoriam R. M.
r:,,...Wat is het dat mii soms de slaap ontzegt ' en mii doet gaan gedoken langs de huizen, behoedraam"rondZien, waar dt straten kruisen, totdat het feestend volk het mrj weerlegt?
:i '
,,..=
i,,h{aar nauw bewust, te ziinbevrijd, ontknecht, terzijde hoor ik 't straatrumoer verruisen ' 'e.n gi onvast, als over de plavuzelot..t,. . die. met geen eeuw verw$t z'ln c Wat baat het, of ik dit obsessie noem? Wat is ermee gezegd en wat verbloem ik zo aan dubiiuze"mooglijkheden? Want er was niets, waaroP ik mij beroem, dan't wrokkend schikken onder dwang en doem, waarmee mrin vriend ten dood toe heeft gestreden
;8
sL S協′′ ルθ “
In 't stadsgewoel, maar van TtiTlf verlaten' nu in de Kalverstraat en oP de Dam en wiar ik deze dag te feesten kwam baten' geen mens alleen islkan mij niets meer Tnlfs niet aan weerszij het luidruchtig Praten van vrienden die ik mij ten nutte nam' om niet, waar 't feesten gold, verstrakt en stram' eenzaam te zijn en naar de schiin verwaten' zonderling verloren. genomen zondei groet te horen - afscheid dool ik des"nachts nog ondei vaan en vlag'
Zo, wezenloos
en
鮒lttF催紺聴 ,9
ι7た り′ ル.¨ 71iε
I Er is wellicht een ander Pad, dat ik van nu af in moet slaan,
dan steeds weer 't lokkend droomspoor, dat mij docht naar 't Paradijs te gaan'
Wbl dat 'k er somtiids 't leed vergat en landde ik bii de Lethe aan; dan werd mii aan een windstil wad 6en zaliguur te goed gedaan. ' '
Maar als ik dan die breedte mat, 6er 'k voortkon naar 'k wist niet meer wat voor landstreek, hdel ver daarvandaan bleef ik weer droef aan de oever staan en bracht soms enkel, loom en mat, een nutloos vers terug ter stad'
40
Ontwaakt achter een dicht gordijn,
親∴筑緊』 馳鳥 :壼
een plotseling volgroeide pijn.
Waarom? Is 't daglicht aan mijn ruit dan anders als 't zou moeten ziln? Een vrouw zingt het bekend refrein; er wordt als altijd grint gekruid.
De knjg heeft geen gevolg gehad. Want wie zijn ochtendbrood weer at, die gaat, zoals hij daaglijks doet, opnieuw zijn uitgesleten pad. Maar geen velours verhult mij, dat ik smaller paden volgen moet.
41
l\!
de Katastrophe-t
Ons rest niet anders dan alleen het lied, dat wij vereenzaamd zingen op de puinen: gezengde vogels uit de laatste tuinen, -die zingen. .-., want iets anders bleef hun niet.
e ・l ゴ醜 n v
Maar eender was het, dat de bloesem bruin en het herfst werd in ons weelderig gebied; lichter dan toen God ons buitenstiet ons opnieuw het wiss'len der fortuinen hiertoe: dat op de naakte klank bedreigd, ons lied enkel een leegte zou doordringen, waar zelfs geen oor meer tot herkenning nijgt; maar 26, dat nog in 't puin al dezer dingen wij niets dan stem ziln, die geen oogwenk zwrigt, 6ver den Dood het Leven uit te zingen.
42
ルル θ
"J
Winter Columbus
Dichter VoxTheologica Bruidsnacht Kloosterruine Paulinzella Nocturne Clair de lune Mondschein-Sonate Demi-r€ve Novemberochtend
︲2 2 弓 4 づ6 4 り6 78 り Ю 2 78 9 Ю H 2 ︲ り ︲ ︲ ︲ 2 2
Studeerkamer biiAvond Zo is het goed Avond van Allerzielen B.gtn December
56
Dubbel Leven Voorgeslacht Erfgoed Ouderliijk Huis Ouderlijk Huis Buitenwijk Oorlogs-verhuizing
Bruidsportret ,Beginsel -verklaring' Metamorphose ind6sir6e Doem Geinundeerde Woning Apokalypse Berlijnse Maart Entwarnung Laatste Uur In memoriam R.M. Stad in Feest
Erisw-ellicht...l
Er is wellicht. . . il Na de Katastrophe
。 2 78 2 り P メ ヌ ” / 万/ 7β ” 4 4. 4
Tristesse Het meisje schrijft
Qolophon-,